Natuurpark Gerhagen
Ligging
Het natuurpark Gerhagen situeert zich in het gehucht Schoot van de gemeente Tessenderlo Ham. Op de kaart lijkt het of Gerhagen zich bevind in het topje van de neus van de provincie Limburg tussen de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant
Het natuurpark Gerhagen heeft een oppervlakte van 945ha en situeert zich tussen 4 grote wegen: de Turnhoutsebaan in het westen, de Schoterweg in het noorden, de Sparrenweg in het oosten en de Engsbergseweg in het zuiden.
Gerhagen bestaat uit enkele deelgebieden die samen het natuurdomein vormen:
Houterenberg en Achterheide
Grotendeels gelegen op het grondgebied van Engsbergen in het zuiden van het gebied.
Schoterheide en Gerhees
Gelegen in het noorden
Gerhagen
Centraal gelegen tussen beide andere zones in.
Omliggende natuurgebieden
In het zuiden van Gerhagen ligt het natuurgebied van “De Drie Beken”. Dit natuurgebied van het Agentschap Natuur en Bos strekt zich uit van de Paalse plas tot in Molenstede met o.a. Asdonk en Dassenaarde.
In het westen situeert zich het natuurreservaat “Averbode Bos en Heide” dat eigendom is van Natuurpunt. Het gebied is ongeveer 600ha groot en bevindt zich gedeeltelijk op het grondgebied van Tessenderlo.
In het noorden liggen een aantal natuurgebieden in de Laakvallei.
Al deze en nog andere natuurgebieden zijn opgenomen in het landschapspark de Merode. Dit landschapspark strekt zich uit over heel wat gemeentes: Tessenderlo, Diest, Scherpenheuvel-Zichem, Aarschot, Herselt, Hulsthout, Westerlo, Laakdal en Geel.
Korte geschiedenis van Gerhagen
De naam Gerhagen is afgeleid van gener-hagen, wat betekent de gindse bossen.
De naam Schoot komt hoogstwaarschijnlijk van het Germaanse woord “scauta”, wat zoveel betekent als: “beboste hoek zandgrond, uitspringend in moerassig gebied”. Een andere versie zoekt de oorsprong in het woord “scoete” oftewel “schutten”. Een schut wil zeggen dat er op een dergelijke plaats een afgeperkte ruimte was die dienst deed als onderdak en bescherming voor schapen en ander rondzwervend vee.
Op alle oude kaarten is Gerhagen steeds een gebied geweest waar de natuur overheerste. Waar het eerst een uitgebreid bosgebied was vinden we op de Ferrariskaarten (+/-1775) grote heide en ven gebieden aan. Later zijn deze heidevlakten terug omgevormd tot een groot bosgebied. Het grootste gedeelte bestaat uit Grove den en Corsicaanse den, een ondersoort van de Zwarte den.
De allereerste plannen voor het oprichten van een natuurreservaat dateren van 1965. De echte doorbraak kwam pas veel later. In 2003 werd het Vlaams natuurreservaat Pinnekenswijer – Houterenberg opgericht.
Het ± 32 ha grootte Vlaamse natuurreservaat “Pinnekenswijer” bezit een aantal vennen. Deze worden enkel gevoed door regenwater. Het waterpeil is daarom sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Deze hangvennen zijn zuurstofarm en nogal zuur, omwille van het stilstaande water en de ondoordringbare bodem.
Ten zuiden ligt het ± 210 ha grootte Vlaamse natuurreservaat “Houterenberg”. Dat gebied bestaat vooral uit bossen en heide met Diestiaans gesteente en stuifzanden.
Meer dan de helft van Gerhagen is nog steeds bebost. Een aangepast bosbeleid zorgt voor een meer afwisselender landschap met wat meer loofbos, heide en vennen.
In Gerhagen is sinds februari 2010 een grote zone afgebakend als “stiltegebied”.
Het ganse grondgebied is hoofdzakelijk eigendom van de Gemeente Tessenderlo, de Provincie, het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (beheerd door het ANB), maar ook van tal van particulieren.
Gerhagen is grotendeels opengesteld voor zachte recreatie, zoals wandelen, joggen, fietsen en paardrijden. In de nabijheid zijn verscheidene horecazaken. Er zijn bovendien enkele voorzieningen getroffen voor kinderen, zoals een speeltuintje op de Zandberg en enkele speelbossen.
Het Bosmuseum staat in de buurt van de 18,75 meter hoge VVV-Toren, waar men een prachtig uitzicht heeft op het hele gebied. In het museum, dat uitgebouwd is tot een belangrijk educatief centrum, wordt een permanente tentoonstelling gehouden over vogels, genoemd “van ei tot ei”. Tevens vindt men er alle mogelijke informatie over de natuur in al zijn facetten.
Niet ver daarvan ligt de gemeentelijke visvijver, met in de nabijheid het Jagershuis dat dienst doet als jeugdkampeercentrum.
Geologie en geomorfologie
Dat het natuurpark Gerhagen in de loop van de geschiedenis een natuurlijk gebied gebleven is, is grotendeels te wijten aan de bodem. Hiervoor moeten we even door de tijd reizen.
Het Hageland
Op de geologische kaart merken we dat Tessenderlo zo goed als volledig een ondergrond heeft van Diestiaanse zanden. Deze zijn er gekomen door de Diestiaanse zee in het Plioceen (5 tot 10 miljoen jaar geleden). Waar men vroeger dacht dat de getuigenheuvels in de omgeving resterende zandbanken van deze zee waren (Guldentops 1957), heeft men er nu nieuwe theorieën over.
Zo’n 10 miljoen jaar geleden zou door het inzakken van de bodem in onze streken een grote slenk ontstaan zijn die van NW richting ZO liep tot in Duitsland. Deze werd ingenomen door een rivier die richting oosten stroomde.
Door zeespiegelstijging verdronk dit rivierdal snel en werd opgevuld door de Diestiaanse zee (Hagelandse baai). Deze zee zette veel zand af waarmee de hele vallei gevuld werd. Dit zand bevatte een grote hoeveelheid van het donkergroene glauconietmineraal. Dit mineraal bevat o.a. veel ijzer, silicium kalium, magnesium … Dit groene glauconiethoudend zand (groene drift) kom je vooral tegen wanneer er ergens gegraven wordt.
Door heel wat chemische processen word op een aantal plaatsen het groene glauconiethoudend zand omgezet tot een roodbruine limonietzand . Dit limoniethoudend zand vormt zich om tot harde ijzerzandsteen.
Later ging het land geleidelijke kantelen nl. zakking van de Nederlanden en opheffing van het gebied Ardennen-Eifel. Hierdoor gingen de rivieren plots naar het westen stromen. Het zijn o.a. deze rivieren die zich diep in het landschap snijden. De zachtste zandlagen en stenen verdwenen door erosie. De hardste ijzerzandsteenbanken bleven overeind en vormen in het landschap de bekende getuigenheuvels. Deze getuigenheuvels zijn langgerekt en georiënteerd van ZW naar NO.
De Zuiderkempen
Tijdens de laatste ijstijd die zo’n 12000 jaar geleden eindigde lag ons gebied tussen twee grote ijskappen (Scandinavië -Brittannië en de Alpen). Tussenin was er een toendra achtig landschap. De Noordzee lag helemaal droog. Hierdoor hadden de overwegend noordelijke winden vrij spel en werd er heel wat losliggend materiaal meegevoerd. De zwaardere zanden werden vooral in Nederland en in de Kempen afgezet. Het lichtere leem (löss) werd in Haspengouw en tegen het Ardennenmassief afgezet.
Bekijken we de geologische kaart dan merken we dat er in Gerhagen boven op het Diestiaans gesteente een grote zone aanwezig is die bedekt is met deze stuifzanden. Deze zanden bleven onder invloed van de wind waardoor er microreliëf ontstond (heuveltjes en dalen). Zo vormde er zich ook een grote landduin: de zandberg. Deze was vroeger veel hoger en breder.
Buiten Gerhagen zijn er in Tessenderlo nog enkele plaatsen waar deze gele stuifduinen voorkwamen (meestal verdwenen).